Peter Minnebo

Nachtwerk is veel dingen: een plaat die klinkt zoals ze heet, en ook echt 's nachts geschreven is. Een verzameling hoogstpersoonlijke songs, gevat in een intens nachtelijk geluid. Het bewijs dat Frank Vander linden, die met De Mens nauwelijks een half jaar geleden het bejubelde 24 uur-album maakte, nog meer wilde vertellen. Bijna tien jaar na zijn sololangspeeldebuut is Nachtwerk nog confessioneler, nog indringender van teneur. Geen feestmuziek, maar wel een muziekfeest. Van de eerste single Ik dacht aan een Vrouw tot de ironische slotsong Weet jij hoe het Moet? is Nachtwerk een donkere, maar uiteindelijk troostende luisterervaring.

Vrijdag 30 november, klokslag 17 uur, ontmoeten we Frank Vander linden in het café van de Gentse Vooruit. Een voorbeschouwing op zijn passage in zaal De Roma.

Enerzijds DE MENS, pittige snedige uptempo rock, nu versus blues, is dit een soort alter ego? Was die bezinnende ondertoon altijd aanwezig?

“Later we ervan uitgaan dat mensen in de muzikale wereld verschillende gebieden willen bewandelen, maar het daarom niet altijd doen. Die blues folky kant, het akoestische gitaarspel, zo ben ik eigenlijk begonnen, toen ik 15 jaar was. Toen ik 18 was, ben ik toegetreden tot Never Mind, de groep van Michel De Coster, bassist van De Mens, een post-punk new wave groep. Het was muziek dat ik graag hoorde, maar ik had nog altijd dat andere in mij, en ik moest dat verbergen, omdat ik daar ook mee uitgelachen werd door Michel De Coster. Enerzijds De Mens, in de postpunk-stijl en anderzijds de andere kant die druppelgewijs doorkwam, de twee sluiten elkaar niet uit.

Tijdens mijn solotoer speel ik ook nummers van De Mens, ik zeg er altijd bij, ‘ik mag dat’, want ik heb die zelf geschreven. Ik mag alleen maar dankbaar zijn dat ik die 2 velden mag bespelen.

Vanaf februari starten we terug met De Mens, en ben ik terug beginnen studeren met de elektrische gitaar, het is totaal iets anders”.

Een groot contrast soms, de rock én het integere Nachtwerk repertoire, je moet het maar doen.

“Het zal aan mijn rijke persoonlijkheid liggen zeker!” (lacht)

Nachtwerk is gestoeld op een gestrande relatie. Zonder dit feit, had er een soortgelijk Nachtwerk geweest, misschien een klassieke vraag…

“Nee hoor, een zeer pertinente vraag. Ik weet het eigenlijk niet, het is bijna een vraag van de orde. Die plaat was gepland, omdat de solotoernee al gepland was. Dan is er zoiets in mijn leven gebeurd en dat had 2 aspecten. Het inhoudelijke, ik moest niet nadenken over wat ik ging schrijven. En door de scheiding, had ik plots meer tijd om te schrijven en kon ik ook ’s nachts gaan werken”.

Hoe denk je dat je boodschap binnenkomt bij de luisteraar? Het doet je beseffen dat het je allemaal ook kan overkomen.

“Dat is ook de bedoeling. Ik vind het niet goed dat liedjes alléén maar gaan over diegene die ze zingt of ze maakt. Ik wou dat het ook open genoeg was om andere mensen daarin toe te laten. Miljoenen hebben het ons voorgedaan, scheiden is gemakkelijk, iedere idioot kan het”.

Je wordt sowieso meegesleurd in het verhaal.

“Als ik dit hoor, ben ik blij, dan ben ik geslaagd in mijn opzet”.

Men recenseert de show als aangrijpend.

“Er wordt ook wel gelachen in de show hoor. Stilaan voel je met de tijd, dat het gevoel weg gaat van je ervaring, en dat het ook van anderen wordt, die dezelfde gevoelens hebben ervaren, zelfs zonder scheiding. Het is meer als een lach en een traan, in dit soloproject kan ik meer anticiperen op de zaal. Richards Thompson brengt ook zeer donkere nummers en tussendoor is dat gewoon Urbanus, hij lijkt er trouwens op.

Als je solo speelt, kan je meer de zaal lezen. Sommige publieken laat direct blijken dat het tof is, anderen zijn wat gereserveerder. Met De Mens doe ik iets gelijkaardig, we proberen op te treden, samen met de mensen die daar zijn. Als je niet optreedt voor die avond, die zaal, die mensen, dan kan je beter thuis blijven als artiest.

Als je De Mens hoort spelen, dat zie je het ook, het is handgemaakt, old-school. Het is voor ons het juiste, we hebben geen geprogrammeerde lichtshow of confettikanon nodig. Muziek ‘zien’ maken is de oervorm. De oorspronkelijke klassieke muziek is gecomponeerd om gezien te worden, in die tijd waren geen opnames mogelijk. Er is niets zo opwindend als een orkest te zien spelen,zoals verse americain op restaurant, préparé en salle noemen ze dat”.

De show in de Roma op 28 december, de afronding van een muzikaal hoofdstuk?

“Inderdaad. Ik heb altijd wel de mening gehad, dat solo optredens geen roofbouw mogen zijn op De Mens, de grens dient goed bewaakt te worden, en tot hiertoe is dat altijd gelukt. Het solowerk heeft altijd goed gewerkt omdat we er zuinig op geweest zijn. Het zal pijn doen om af te sluiten, want ik ben er echt verslaafd aan geraakt, aan deze shows, maar tegelijkertijd ook verslaafd aan mijn groep, muzikaal als sociaal. Overmorgen, zondag, beginnen de eerste repetities met De Mens”.

Nieuw werk op komst?

“2 jaar geleden waren we al vrij produktief met een mini live album en een nieuwe plaat 24 UUR, en ik vind dat we ondertussen al genoeg muziek hebben”.

Zoveel nummers, moet je die blijven repeteren, of gaat dit vanzelf?

“Ik heb een Spotify-lijst naar de bandleden gestuurd, waaruit we er 20 gaan kiezen. Of we ze allemaal nog goed kunnen spelen, is nog maar de vraag. ‘Jeroen Brouwers schrijft een boek’, langs de ene kant speelt een nummer zichzelf, maar anderzijds moet je flink je best doen om dat niet oppervlakkig te maken, je moet er terug de juiste spirit in krijgen. Het is verfrissend om nog eens te luisteren naar die eigenlijke versies.

Enkele jaren geleden speelden we een Rewind concert van de debuutplaat in de Ancienne Belgique. We wilden het goed doen, en we zijn nog eens naar de originele versie van Irène gaan luisteren, en toen hebben we ontdekt dat we Irène al die jaren verkeerd speelden. We speelden het eigenlijk beter. In de originele opname zit iets tegendraads in de bas en de drum, dat wel werkt, maar dat niet natuurlijk is. Het is ons nummer, maar het is dan bijna uw eigen nummer coveren. Zondag gaan we Irène terug repeteren, juist daarom. Michel vraagt zich waarschijnlijk af, waarom nog dat nummer repeteren? Irène moet terug magie hebben!”

Is zaal De Roma voor u bekend?

“Ja, toch ook het mooie sociale verhaal van een wijk. De vrijwilligers die de zaal mee hielpen opbouwen. Het doet me iets om op zo’n plek te spelen. Het is echt iets Antwerps, ik zie het nog niet direct in een andere stad gebeuren, het straalt ook zelfverzekerdheid uit. Een grote trots die dan voor één keer volledig terecht is. Als optredend artiest moet je je daar wel in weren, je moet er wél staan. Ik kijk ernaar uit om op dat zeer grote podium alleen te staan. Wat ik doe met deze tour, is een ouderwets gegeven. Een gast met een gitaar, onder één witte spot en gewoon wat liedjes komt zingen, niet meer dan dat. Voor mij klopt het wel, om in De Roma af te sluiten , zeker in de week tussen Kerst en Nieuwjaar, sowieso een andere sfeer”.

Ik citeer ‘de kou die ze me teruggaf’ uit het nummer ‘Ik dacht aan een vrouw’, hier zit een sterke schrijver achter, die gevoelens kan oproepen en doen aanvoelen, met muziek en tekst.

“Je begint aan zo’n nummer en dat heb je zelf niet in de hand. Je voelt bijna direct, dit is iets dat bijna buiten mezelf aan het ontstaan is. Het is dan een kwestie om de juiste muziek en woorden over te houden. Ik voelde dat het nummer een impact zou hebben, toen ik het schreef, maar nog meer toen ik het opnam. Wat de klank betreft, ik had iets in mijn hoofd en samen met de opnametechnicus hebben we dit kunnen verwezenlijken. Ik werk met Bert Van Rooy, die ook live het geluid doet bij De Mens, we voelen elkaar aan zonder woorden, dat zijn mooie momenten”.

‘Mensen zijn vervelende machines’, een ander nummer dat onmiddellijk de aandacht naar zich toe trekt.

“Mensen functionneren soms niet zoals jij wil dat ze functionneren, dat is het mooie of het lelijke aan mensen. Het nummer ontstond met een paar akkoorden die mij aan Radiohead deden denken, voorlopig zing je daar enkele Engelse zinnen op. Het is een nummer met 2 tempo’s”.

‘Weet jij hoe het moet’ is veel luchtiger geschreven.

“Ik vond dat er wel wat licht in de duisternis mocht zijn, zoals op de hoes. Eén klein verlicht venstertje in de donkerblauwe nacht. Ik heb het in een huis van een vriend geschreven. Ik kreeg een kamer met een mansarde vensterke. In het begin van de tour, speelde ik het nummer altijd, omdat ik wat vreesde voor teveel doemdenkerij. Na een tijd kon ik het laten vallen, want het was niet meer nodig. Ik had nog een ander vrolijker nummer, maar dat klonk teveel als De Mens, dat hebben we niet op het album gezet. Je tracht toch naar één geheel af te werken”.

We zijn nu in Gent, met De Mens schreef je ‘En in Gent’, een speciale plek?

“Het is de stad van mijn vader, een volbloed Gentenaar, ikzelf heb nooit in Gent gewoond. Ik kom hier graag, omdat ik hier iets raars aanvoel. Ik zou eigenlijk graag in Gent wonen. In de jaren 90, maakten we deel uit van de Gentse rockscene, met Soulwax en Gorki, waarmee een goede vriendschapsband, ik voel het nog steeds zo aan. Maar verder heeft De Mens altijd het meeste weerklank gehad in het Antwerpse en in de Kempen”.

We gaan even terug naar je eigen platencollectie, eerste single, eerste LP.

“20 th Century Boy van T.Rex, anno 1973, ik was 11 jaar. De glamrock uit Londen sprak me aan, Slade, The Sweet, Gary Glitter, T Rex. Ik heb dat singletje gekocht, we hadden nog zelfs geen pickup thuis, maar ik moest en zou dat hebben en ik moest het gaan draaien bij de buren. Het is nu nog steeds coole muziek, het had veel fouter gekund. Mijn vader ging voor zijn werk veel naar Engeland als handelsvertegenwoordiger voor een Engelse firma. Hij brachts steeds dingen mee, waarschijnlijk omwille van een schuldgevoel omdat hij veel weg was. Hij bracht ook autootjes mee, die mijn vrienden niet hadden, iedereen had dinky toys, ik kreeg corgi toys. Toen ik 11 was, bracht hij een verzamelplaat mee van de Brite rock van toen, onder andere met T.Rex, Gary Glitter, Joe Cocker. Het was zo’n opwindend geheel, en ik was verloren, het was naar de knoppen hé.

Toen ik nog jong was, werden platen nog verkocht in een lokale electrowinkel. Platen naast de mixers en broodroosters. Toen ik later in Brussel begon uit te gaan, begonnen de pelgrimstochten naar de grote platenzaken, zoals La Maison Bleu in de Lange Nieuwstraat, Caroline, Metrophone (in de metro beneden onder het Munt gebouw). Het is allemaal teloor gegaan. In Antwerpen zijn er nog wel vinylshops, meer gespecialiseerd, minder algemeen”.

Morgen is het Sinner’s Day in de Limburhal, met een aantal Belgische new wave bands, voel je verwantschap?

“Onze muziek is voor een deel daarmee aan verwant. We luisterden eigenlijk naar dezelfde groepen, Joy Division, Echo & The Bunnymen, The Cure, Sisters of Mercy. Nederlanstalige muziek heb ik nooit als een genre beschouwd. De taal mag het genre niet bepalen. Toen ik met Michel muziek begon te maken ondergingen we invloeden van The Cure & The Clash, The Jam, meer soul en energie-gericht. Anderzijds ook die donkere groepen als Siouxie and the Banshees. Zeker Michel zijn stijl van basgitaar spelen, daar hoor je de invloeden. The Sound is nooit doorgebroken maar wel zeer bepalend geweest. Als die nu nog hadden bestaan, dan hadden ze nu ook op Sinner’s Day gestaan. Ondertussen heb ik de par-dessus jas van Echo & The Bunnymen niet meer, het piekhaar is ook weg. (lacht) Ik had een blonde bles”.

www.frankvanderlinden.be

Krijg het laatste FrontView Magazine nieuws in je Facebook nieuwsoverzicht:

Praktische informatie

Reservatie:

Meer over