Peter Minnebo

Woensdag 20 maart, op een zonnige koude pre-lente morgendstond aan het strand van Oostende, trof onze Frontview reporter Henny Vrienten (frontman van DOE MAAR) aan in de ontbijtruimte van Thermae Palace, genietend van een koffietje. Toeristen en festivalgangers zijn nog in winterslaap, maar samen met deze aimabele man, vol filosofische intelligentie en vertellingen, blikken we vooruit naar de Eregalerij van de Lage Landen, de dag nadien, en naar de verdere muzikale plannen.

Dit jaar kregen Henny Vrienten, Guido Belcanto en Miguel Wiels, Alain Vande Putte en Peter Gillis (het trio achter K3) de eretitel voor een Leven Vol Muziek. Tijdens de show waarin hun muziek centraal stond, werden ze geëerd door collega-artiesten en enkele verrassingsgasten.

Je bent reeds een dag eerder geland in Oostende, al aan het klimatiseren voor de Eregalerij ?

Ik ga vandaag repeteren met Joost Zwegers en Jan De Wilde voor een 6 tal muzikale dingetjes, we willen dit goed neerzetten op het Eregalerij hé.

Je wordt geëerd, dus ik veronderstel dat je niet teveel moet doen?

Aan alles hangt een prijskaartje!

Er zijn verrassingsgasten….

Oei, 2 heb ik er al verklapt……….

Welke van onze Noorderburen of van je collega’s mogen hier zeker ook geëerd worden?

Boudewijn De Groot, George Kooymans (Golden Earring), Herman Van Veen.

Als ik er ééntje posthuum mag uitpikken, ooit zong je een prachtig duet aan de zijde van Herman Brood in Paradiso, hij werd toen 50.

Herman was een bijzonder mens, maar altijd onder invloed. Dit gebeurt wel meer in het artiestenmilieu, dat mensen onder invloed onzin beginnen uitkramen. Herman nooit, was altijd aardig en lief. Wat hij zei, dat sloeg ‘altijd’ ergens op.

Hij was oprecht.

En een beetje gek!

Dat zien de mensen altijd graag.

Ik noem hem de troeteljunk van Nederland.

Jullie werden regelmatig samen gezien op het podium, waren jullie vrienden?

Hij was niet een echte vriend in die zin, ik kon niet mee met zijn levensstijl. (lacht genietend) ’s Morgens beginnen met Crème du menthe, de hele dag door, ’s middags kwamen de bolletjes en vanalles. Ik zou dood neervallen! Echte vrienden doen dezelfde dingen.

Onlangs speelde je met een tiental bassisten in het programma ‘De Wereld draait door’. Hoe voelt het om eens niet de voorgrond te moeten betreden en te focussen op de bas?

Mijn doel is nooit het voortouw nemen, maar om iets mooi te maken of iets leuks te doen. Meestal als je iets leuks vindt, wordt het mooi. Als het om geld gaat, wordt het lelijk. Dat zijn de wetten van Vrienten. Als ik iets deed omdat het veel geld opbracht, daar werd ik er nooit gelukkig van. Doe Maar heeft nog altijd succes omdat niemand van ons de behoefte heeft om de credits te pakken. Op de voorgrond, ik sta er vaak noodgedwongen, maar het hoeft voor mij niet. 30 jaar lang heb ik in mijn ééntje filmmuziek zitten componeren in een studio, waar niemand me zag.

Hoe beleef je zo’n stad als Oostende? Toeristisch, poëtisch, of als een stukje muzikale geschiedenis.

Deze stad heeft de poëzie van het verval. Dit hotel doet denken aan andere tijden. Wat mij een mooie tijd lijkt, is tussen 1930 en 1940. De Exil auteurs uit Duitsland en Oostenrijk kwamen naar hier. Stefan Zweig en Joseph Roth kwamen naar Oostende, toen nog een bruisende stad. Dat voel je nog steeds. Dat hebben veel van die kustplaatsen. Als je behoefte hebt aan triestesse, dan moet je in de winter naar zo’n kustplaats gaan.

Staan ook op de Eregalerij affiche, Guido Belcanto en het schrijverstrio achter K3.

Ik heb ooit een plaat geproduceerd van Guido Belcanto. Ik vraag me altijd af, speelt hij dit of is hij het echt? Ik snap het wel. Mijn schoonouders (waarvan er één reeds overleden is) kenden me al 10 jaar en hadden me nog nooit zien optreden. Ze zagen me optreden en waren verbijsterd. “Is dat die man die bij ons in de hoek een boek zit te lezen?” Dan ben je ook iemand anders, speel je een rol. Heel anders dan dat ik ’s morgens een kopje koffie sta te maken.

Diepenheim is je toevluchtsoord om tot rust te komen.

Ik ga er vaak naartoe, ik werk er graag in de tuin.

Zoals snoeien en het gras maaien?

Die vervelende dingen….die laat ik doen. (lacht) Maar zo af en toe een takje afknippen, dat lukt wel hoor. Luxe-tuinieren noemen ze dat.

De ideale plek om te componeren, creëren.

Ik werk er momenteel aan een album, het derde van een drieluik. Soms denk ik, misschien is het mijn laatste. Uiteindelijk vormen de 3 albums één zin: EN TOCH (2014) ALLES IS ANDERS (2015) TUSSEN DE REGELS (….). Het is mijn levensvisie. Het eerste wat je ziet is nooit wat het is, mensen, situaties. Als je iets leest, staat het meestal tussen de regels, wat zich in jou hoofd gaat afspelen. Als we iets gaan doen met Doe Maar of met De Vreemde Kostgangers(Vrienten , Kooymans en De Groot), dan trekken we naar Diepenheim met veel lekker eten en drinken om het repertoire samen te stellen. Véééél praten en af en toe vergaderen.

Er loopt een tentoonstelling “ Lang Leve Muziek” in de Gentse Sint Pietersabdij. Doe Maar, Clouseau, Get Ready en Bazart sieren de muren van een knalroze tienerkamer in een aparte ruimte ‘tieneridolen’. Maar hoe wil jij misschien persoonlijk liever herinnerd worden?

Voor de tentoonstelling heb ik mijn oudste basgitaar uitgeleend, ik hoop dat ik hem terugkrijg.

Ooit stonden er zeer jonge fans voor het podium.

We hadden vooral een probleem met de liedjes die we zongen naar de zeer jonge fans. We hadden het over huwelijksproblemen of zongen bijvoorbeeld ‘Je loopt je lul achterna’.

De plaat ‘Virus’ was een reactie op dat grote succes, een donkere plaat. We molken het succes niet uit. We wilden niet weg van dat jonge publiek maar we zongen niet over Sinterklaas hé maar over De Bom.

En over de Nederwiet.

Het nummer is van Joost Belinfante. Ik was niet akkoord met het propageren van dat spul, vroeger zuiver nu opgefokt. Aan de Amsterdamse wallen zie ik nog dagelijks Russen die roken en dan omvallen, ambulances voeren ze af. Oorspronkelijk ging het over dat kleine wietplantje in Joost zijn achtertuin. Daar stond ik zeker achter. En als hij het zingt, dan ga ik bassen uit loyaliteit. Als we het beginnen spelen, je ziet het zo gebeuren, na 2 tellen komen de wietwalmen over je heen. Het publiek denkt “Oh ja, het mag!”. (lacht)

Jaren 80.

Een grimmige tijd met veel werkloosheid, de dreiging van de Koude Oorlog, Amsterdam was zwaar verloederd. De stad zat volledig onder de grafitti, nu is het een Efteling. Als je zelf in die periode leeft, zie je het niet, je moet het eigenlijk vanop een afstand bekijken. Vandaar dat je predikers en filosofen pas kan geloven als ze 100 jaar dood zijn. (lacht) Op het moment zelf, kan je het nooit plaatsen. Neem nu het migratieprobleem, niemand weet hoe het afloopt of hoe het moet, we weten het over 100 jaar.

Is er een grote gemene deler in heel uw repertoire? (Doe Maar,filmmuziek, Sesamstraat, musical)

De liefde voor detail. Ik maak er mij nooit van af met een ‘Jantje-van-Leiden’. Kennen ze dat in België? Jantje van Leiden deed alles zeer vlug. Dat doe ik nooit. Ik weet niet wie ik dankbaar moet zijn, maar ik heb een groot concentratievermogen. Als ik ergens aan begin, dan kan ik me er totaal aan overgeven, ik vergeet te eten en te drinken. Dan komt er iemand en stopt wat in me! (lacht) Het is het leukste werk ter wereld.

Jullie blijven doorgaan?

Ik wil het blijven doen, tot zolang het goed gaat. Als één van ons er niet meer in lukt, zijn we weg.

Je straalt, voel je je nog jong?

Ik denk dat er in iedere man nog steeds de jongen blijft. Je lichaam doet daar niet aan mee en geeft zich gewoon over aan de zwaartekracht. Maar in mijn werk verdwijn ik terug in mijn jeugd, maar als ik dan langs de spiegel passeer denk ik: Wie is die man? Waar is die jonge God die altijd maar door kon gaan? Ik kijk er met een geamuseerde blik naar, niet bang voor het eind. Als je een mooi leven gehad hebt, kan je er ook gemakkelijker afscheid van nemen. Ik hou ook zo van de natuur. Al die cycli, een boom lijkt dood, maar dan komen die blaadjes weer, ongelofelijk.

De Sesamstraat figuren, zijn ze je vriendjes geworden?

Ja! Tommie is een oude hippie, een man van 70, je kan je niet voorstellen dat hij die pop is. Bert Plagman is Tommie, hij woont in Antwerpen. Hij stond te zingen in mijn studio en mijn jongste zoon (toen 5), een echte Sesamstraat-fan, hoorde plots Tommie en keek vol ongeloof naar Bert. Toen Bert eens met een handpop speelde, zag je dat het jongetje Bert vergat en in die pop begon te geloven.

In die Sesamstraat liedjes, daar stop ik evenveel liefde, en liefde voor detail in, als in mijn eigen Doe Maar liedjes. Ik heb nooit zoiets van ‘het is maar voor kinderen’. Sesamstraat liedjes schrijven in misschien wel het allerleukste van mijn vak.

Hoe ervaar je een festivalsite? (backstage, podium, technische installatie) Een tweede habitat? Op Retropop betrad je de stage in 2017, en je begint te glimlachen.

Ik voel me heel goed op een podium. Als ik moet spelen, dan ben ik aan het begin van de dag een soort van dweil, die alleen maar denkt: om 20 uur deze avond moet ik er zijn. Tijdens het optreden ben ik 2 uur wie ik was op het poium. En eens afgelopen, dan ben ik weer dezelfde dweil. Dan ben ik weer opa, na zo’n focus.

In het publiek zie je veel mensen met tranen in hun ogen, ze hebben reminiscenties aan hun jeugd. Ook ik zie mezelf dan terug daar staan met afgescheurde T-shirt.

Doe Maar ontfermde zich over de bezigheden, verdrietjes van 30 jarigen, belicht je nu meer de verdrietjes van 50 plussers?

Nee. Vroeger was het lyriek, een chique woord voor ellende of genot die je zelf meemaakt. Nu vertel ik meer verhalen. Als ik nu een liedje over een oude man zing (op album Alles is Anders), dan gaat het over iemand, een oude poppenspeler aan een grachtje in Amsterdam, beroemd in de jaren 60. Ik zag hem lopen en langzaam het leven uit wandelen. Ik vertel dan een verhaal over iemand anders.

www.doemaar.nl

Krijg het laatste FrontView Magazine nieuws in je Facebook nieuwsoverzicht: